De inrichting van een opgeruimde en nette werkplek:
- Een zo vlak mogelijke en stabiele vloer (geen gaten, verzakkingen, slechte overgangen etc.).
- Vrije doorgangen van voldoende breedte.
- Tappunten voor elektriciteit en lucht zo dicht mogelijk bij de werkplek (beperken van snoeren en slangen).
- Snoeren en slangen bovenlangs leiden (of direct na gebruik opruimen).
Het gebruik van de werkplek:
- Gemorste vloeistoffen direct opruimen.
- Afval direct afvoeren (gescheiden).
- Bulkopslag in werkplaats voorkomen.
- Alleen het noodzakelijke gereedschap en de noodzakelijke onderdelen en voertuigen in de werkplaats.
- Gereedschap op een veilige plek leggen om struikelen en onbedoeld inschakelen te voorkomen.
- De werkplaats opgeruimd en schoon houden.